Grauwe gebouwen opleuken en de wereld tonen dat jij bestaat, oftewel streetart: de nieuwste grote stroming in de kunstgeschiedenis. Hoe wist vandalisme het museum te bereiken?
Een stanleymes snijdt door een stuk ivoorkarton en legt de contouren van een meisje met een hartvormige ballon bloot. Als de avond valt, sluipt de gebivakmutste man met spuitbussen in zijn mouw richting de plek die hij als publiekelijk canvas heeft gekozen. Verfstrepen over zijn stencil, een afdruk op een gebouw en hij verdwijnt in de nacht. De muur is het decor van een ironische boodschap vol hoop. Een korte handeling met een langdurige nasleep, want in Londen kun je nu op iedere straathoek posters kopen van Banksy’s Balloon Girl.
Anno 2016 is streetart alom geaccepteerd in het straatbeeld. Je ziet het in galeries, in winkels en op frisdrankblikjes. Hoe kan het dat een antikunst, die is ontstaan als rebels schoppen tegen de samenleving, tegenwoordig kin-krabbend wordt bewonderd door kunstliefhebbers? Martine vroeg het aan stencilkunst-pionier Hugo Kaagman (1955), dichter/kunstenaar Diana Ozon (1959) en creative director van stichting Amsterdam Street Art, Jarno Gnirrep (1982), die als Ives One graffitikunst maakt.
Antikunst
Graffiti bestaat uit teksten en afbeeldingen, die op straat zijn gezet met verf, stift, inkt of krassen. Tekenen op muren is van alle tijden. Zoals Diana omschrijft in haar gedicht Graffiti uit de bundel Bronwater: Oud als de mensheid / Grotschilderingen in Soedan / Oerdieren van Lascaux / Romeinen krasten in ’t Latijn / sgraffito in de muren. De oermensen lieten hele stripverhalen achter in grotten, de Romeinen schreven op hun monumenten en tijdens de Tweede Wereldoorlog was het hip onder Amerikaanse soldaten, om overal waar ze kwamen ‘Kilroy was here’ te schrijven. Hugo: ‘Veel kunst begint als antikunst, neem het Dadaïsme of Fluxus. Mensen vonden ons werk eerst ook vandalisme, maar Karel Appel hing toch ook met graffiti-achtig werk in het museum? Het verschil is dat ons werk dag en nacht toegankelijk was op straat, zonder dat het publiek een entreekaartje hoefde te kopen.’
Hollandse punktijd
Na de Tweede Wereldoorlog kwam in Nederland de periode van de hippies en de provo’s, die streden voor wereldvrede door te logeren in publieke parken en hasjiesj te roken. Diana: ‘Een bijzondere tijd, want daarvoor trouwden jongeren met iemand uit de buurt en begonnen ze braaf aan het grote leven. Onze generatie kwam net wat later dan de hippies en we wilden onze eigen idealen nastreven. Zij hadden een aantal dingen al verworven: door heel Nederland ontstonden er dankzij hen jongerencentra. Neem Paradiso in Amsterdam, Vera in Groningen en het Haagse Paard van Troje.’
Diana en Hugo waren jong in een tijd waarin je je belazerd voelde door de overheid. Hugo: ‘We hadden gestudeerd en wilden werken, maar er heerste een gigantische werkloosheid. Voor niets op school gezeten.’ De punkbeweging kwam overwaaien vanuit Engeland, rond 1978. Het hippietijdperk liep op zijn einde, waardoor lange lokken niet meer stoer waren, maar sullig. ‘De stomste mensen hadden ineens lang haar: politieagenten en soldaten, maar ook de televisiepresentator Hans van Willigenburg‘, legt Hugo uit. ‘Daarbij werden hippie bands als Pink Floyd ineens commercieel, met grote tourbussen en lichtshows. Daar was niets rebels meer aan.’
Via CJP magazine leerden Diana en Hugo elkaar kennen. Ze hadden beiden een grappig oproepje geplaatst. In een tijd waarin mensen hun vrije tijd gebruikten voor andere dingen naar schermen staren, zocht Diana vrienden met een gezonde gekte en Hugo een kapmes voor zijn emigratie naar Suriname (idee: deze rubriek herintroduceren). Diana: ‘In het pre-internettijdperk zagen we allebei het schrijven van tekstberichten als een kunstvorm. Zo werden onze brievenbussen elkaars museum.’ Pas jaren later ontmoetten ze elkaar in het echt. Samen met zo’n achttien andere krakers woonden ze toen in het Amsterdamse Zebrapand. Een kraakpand dat Hugo met stencils zwart/wit had gespoten. De graffiti-legende Dr. Rat, een jeugdvriend van Diana, woonde hier ook tot hij op eenentwintigjarige leeftijd overleed aan een overdosis. Hij was de eerste die ratjes op muren tekende, voordat Fransman Blek le Rat en Banksy het deden.
Do it yourself
Door de oliecrisis heerste er een no-future-gevoel. Sommige mensen gingen aan de drugs, anderen maakten hun eigen toekomst door te focussen op kunst. Hugo: ‘Punk gaat om de do it yourself-filosofie. Wilde je een bandje? Dan begon je een bandje. Zo had de punkband The Ex optredens geregeld voordat ze konden spelen. Ze schreeuwden wat, leenden gitaren en gebruikten kapotte versterkers.’ Hugo creëerde collages met viltstiften en spuitbussen: ‘Ik was zo’n beetje de enige met sjablonen. In de bieb zocht ik mooie plaatjes, van Bob Marley en wietblaadjes, die blies ik op met hulp van fotokopie. Vervolgens sneed ik ze uit en zocht op straat een goede plek.’ Diana schreef gedichten, die ze op de muur spoot. Samen zetten ze hun werk in hun fanzine De Koekrant. Diana: ‘Wij leefden in een tijd dat neutronenbommen net waren ontwikkeld in de VS. De wapenontwerper had ze speciaal voor Europa ontworpen, zodat alle prachtige gebouwen heel bleven, en alleen de leefvormen zouden sterven. Daardoor was graffiti ideaal in onze ogen. Je ligt dood op straat, maar je naam staat wél nog op de muur.’
Hiphop in de jaren tachtig
Amsterdam had als eerste stad van Europa zo’n grote graffiti-scene. Ondertussen was er in Amerika vanaf eind jaren zestig een graffiti-revolutie gaande, vanuit de donkere achterstandswijken. Deze hiphopcultuur met rap, breakdancing, dj-en en graffiti, werd vanaf eind jaren zeventig ontdekt in Nederland. Onder andere dankzij The Faith of Graffiti, het boek over Amerikaanse straatcultuur van filosoof Norman Mailer. Na 1983 kwam die jeugdcultuur ook naar Nederland. Hugo: ‘De jeugdbendes ontdekten dat als je je naam groot op de metro’s schrijft, de hele stad het kan lezen. Dan ben je in één klap beroemd.’
Het museum Boijmans van Beuningen exposeerde als eerste werk van Amerikaanse graffiti-artiesten. Amerikaanse graffiti had een compleet andere stijl dan de onze, die voortkwam vanuit de Europese punktijd. Het draaide om tags, snel aangebrachte handtekeningen. Of throw-up’s, mooi uitgewerkte letters met kleur. Hugo: ‘De Nederlandse jeugd vond het fantastisch en zo vlogen diverse artiesten van Amerika naar Nederland en andersom, om samen te werken. Ik was van de oude stempel en dacht: ik ga mijn naam niet groot opschrijven, wat een onzin. Gewoon lekker verder gaan met mijn stencils.’ Jarno van Amsterdam Street Art was ongeveer tien toen dat gebeurde, maar het was voor hem ook het begin van zijn liefde voor de spuitbus. ‘Bizar dat we opeens leerden hoe je met een paar strepen en rondjes letters kon schrijven, die bijna van een metro áfsprongen.’
Banksy-imperium
Het was een tijd populair om je naam op diverse manieren op de muur te kalken. Toen kwam Banksy met zijn pieces, realistische stencils die een boodschap én donkere humor bevatten. De Engelse kunstenaar en politieke activist met een semi-verborgen identiteit (het schijnt dat hij Robin Gunningham heet) verspreidde dankzij de opkomst van internet zijn iconische afbeeldingen razendsnel over de wereld. Hugo: ‘Rond het jaar 2000 begon Banksy zijn werk te plaatsen in Londen en Bristol. Eerst sjablonen, omdat het uit de losse hand niet lukte. Doordat de hele wereld online meekeek is stencil art wereldwijd op de kaart gezet.’
Voor kost en inwoning de wereld rond
Net als in de punktijd is het tegenwoordig ook niet makkelijk om een baan te vinden. Iedere generatie kent opstandige jongelui die de wereld mooier willen maken. Hugo: ‘De wereld barst van de lelijke flatgebouwen en nu zijn er veel jonge mensen die de wereld rondreizen en muren mooi maken. De filosofie is: een leuke tijd hebben en iets moois achterlaten.’ Diana denkt dat het twee oorzaken heeft dat we nu overal street-art zien: ‘Men is eraan gewend, waardoor minder wordt weggehaald. Bovendien worden de tentoonstellingen die we nu veel zien gecureerd door een generatie voor wie dit cultuurgoed is.’ Voor het feit dat er nu steeds meer graffiti-kunst in reclamecampagnes en bedrijfsinterieurs wordt gebruikt, heeft Jarno een verklaring. ’Dezelfde jochies die toen met spuitbussen de straat op gingen, zijn nu de creative directors van toonaangevende merken. Zij weten: als je de jonger generatie eenmaal voor je gewonnen hebt, dan houd je ze ook. Net zoals dat onze generatie altijd bepaalde sneakermerken en frisdrankmerken blijft kopen.’
Street-art werd dus een belangrijk cultureel erfgoed, doordat het de stem is van de jongeren en je de techniek niet op school kunt leren, maar gewoon op straat. De tekst van de overleden zanger Bram Vermeulen is volgens Diana passend voor het achterlaten van straatkunst: `Ik heb een steen verlegd, in een rivier op aarde. Het water gaat er anders dan voorheen.’ Of er nou neutronenbommen vallen of niet: op een dag zijn we er niet meer. Dan kun je maar beter iets moois achterlaten. Of dat nou je naam met dikke letters is, of een meisje met een hartjesballon.