Je bekijkt nu Mijn eerste 8 minuten als stand-upcomedian

Mijn eerste 8 minuten als stand-upcomedian

Als kind speelde ik vol overgave in schoolmusicals en verdiende een zakcentje met on stage mijn konijn wegtoveren. Toneel vond ik magisch. Toch voelde het na de middelbare school als een ver-van-mijn-kinderbed-show. Iets wat niet voor mij was weggelegd. Tot die keer tijdens mijn studie aan de modeacademie. Daar hield ik in het derde jaar een presentatie met de titel ‘Dingen die je óók kunt doen met een paraplu’. De docent was beledigd, omdat ik volgens hem de draak stak met de mode. De klas lachte keihard en ik was in mijn element. 

Na mijn studie ging ik aan de slag als cultuurjournalist. In mijn verhalen stopte ik graag onverwachte wendingen en grapjes. Humor fascineert me, dus interviewde ik cabaretiers en maakte een videoreeks over ‘hoe humor werkt’. Op een dag deed ik mee aan een workshop improvisatietheater, omdat ik er een artikel over ging schrijven. Hoewel ik bijna bezweek van de zenuwen, verbaasde het me hoe blij ik werd van het improviseren. Dus schreef ik mij naderhand in voor een theatersportklasje en leerde dat tekstueel freestylen goed bij me paste. Om mij verder te verdiepen in de kunst van het grappen vertellen, stuitte ik halverwege 2016 op het klasje van Roel C. Verburg. Tijdens deze workshop ontmoette ik mensen die ook altijd bezig waren humor. We lachten, schreven en ik leerde na zesendertig keer oefenen hoe je een microfoon uit een standaard trekt. De workshop eindigde met een ware comedy-avond. Hoewel optreden als stand-upcomedian altijd op mijn lijstje stond met ‘dingen die me enger lijken dan wakker worden naast de It-clown’, dook ik in het avontuur. 

De zaal zat vol vrienden en familie van de cursisten. Een gezellige en gespannen sfeer. Het publiek is toch ergens bang dat ‘hun’ comedian slecht gaat. En wat moet je dan achteraf zeggen? In de praktijk doet iedereen het best goed op zo’n avond. Juist door de spanning slaat iedere gelukte grap in als een bom. Die dag kon ik niet eten, had een onverklaarbaar hoestje en moest veertien keer plassen. Op het moment dat de MC mijn naam riep, herhaalde ik in mijn hoofd een mantra, terwijl ik naar voren vloog: ‘Overleef je dit? Dan kun je alles’. Ik trok semi-soepel de mic uit de standaard, focuste me op de vriendelijkste gezichten in de zaal, bleef bizar kalm en verrassend genoeg slaagden heel wat van mijn grapjes. Ik was in de wolken. Vooral, omdat ik naderhand een kaartje kreeg van een comedian. Hij zei: ‘Kom eens spelen bij een open mic, dan kun je jezelf verder ontwikkelen.’ Dit kaartje was meer dan een stukje papier. Het voelde als een avontuur waarvan ik niet zeker wist of ik het wel of niet durfde aan te gaan. Of het nou door de adrenaline, opluchting of rode wijn kwam, die avond sprak ik met mezelf iets af. ’Volgend jaar staat in het teken van comedy. Je gaat zoveel mogelijk schrijven, observeren en spelen. Na een jaar evalueer je met jezelf of dit echt is wat je wilt of dat je weer wegkruipt in je schrijfschulp.’ 

Begin januari 2017 was het zover: mijn eerste echte open mic. Bij aankomst in het Comedy Café vroeg een comedian of ik eerder had gespeeld. ‘Een keer tijdens de presentatie van de workshop’, antwoordde ik. ’Nou, succes ermee. Dit is heel anders. Hopelijk houd je je staande.’ Ik durfde niet bij de comedians achterin te zitten, dus nestelde ik me naast een vriendin in het publiek. Mijn naam werd geroepen en ik kwam vol adrenaline op, hopend dat de zaal me net zoveel liefde gaf als tijdens mijn eerste keer. Helaas. Mijn eerste grap viel totaal niet. Door de stress ging ik improviseren, wat ook niet werkte. Mijn slaap klopte, ik wilde huilen en voelde me net zo kwetsbaar als toen ik als meisje een niesbui kreeg tijdens het wegtoveren van mijn konijn. Ik herpakte mezelf enigszins met een verhaal over een van mijn baantjes. Na vijf minuten zag ik een verblindend, reddend lampje in de verte. ‘Oké, bedankt!’, hijgde ik snel, om vervolgens de microfoon niet in de standaard te krijgen. ‘Leuk’, zei mijn vriendin. Ze had een wijntje voor me besteld en ik dronk mijn glas gulzig leeg. ‘Al vind ik je in het echt grappiger.’ 

Tijdens mijn vertrek probeerde ik mezelf, gewikkeld in een sjaal, onzichtbaar te maken. Een groepje comedians stond buiten te roken en eentje schreeuwde lachend: ‘Nou doei, hè’. 
‘Niemand zei dat het makkelijk was, Martine’, fluisterde ik mezelf troostend toe op de fiets naar huis. ‘Nog elf maanden en drie weken te gaan. Vol overgave.’ 

Geef een antwoord